Breedtesport (alle jeugdteams behalve B1 en A1)
Wanneer blijkt dat het aantal spelers voor een wedstrijd onvoldoende is (minder dan 8 en bij monokorfbal minder dan 4), wordt er een reservespeler geregeld. Bij onvoldoende spelers bij een team zou het zelfs kunnen voorkomen dat er een reservespeler wordt aangewezen die daardoor op dezelfde dag niet bij zijn eigen team kan spelen. Onder het motto plezier streven we ernaar dat de reservespeler van hetzelfde niveau en/of dezelfde leeftijd is als het team, opdat er aansluiting is met het team. De twee leden van de JTC die het wedstrijdsecretariaat voeren, bepalen wie als reservespeler wordt opgesteld.
Met 8 personen (bij monokorfbal met 4 personen) een wedstrijd spelen is niet ideaal wegens blessuregevaar etc. Vandaar dat er wordt gestreefd naar extra spelers. Ook hier geldt: onder het motto plezier streven we ernaar dat de extra speler van hetzelfde niveau en/of dezelfde leeftijd is als het team, opdat er aansluiting is met het team. De twee leden van de JTC die het wedstrijdsecretariaat voeren, bepalen wie als extra speler wordt opgesteld.
In het kader van leren is het ook belangrijk dat niet telkens dezelfde spelers als reserve worden ingezet bij dezelfde teams. Variatie van inzet van de reservespelers waarborgt dat alle spelers aan de beurt komen bij het opdoen van andere soorten wedstrijdervaring. Het zorgt er tevens voor dat niet telkens dezelfde spelers (en ouders) worden belast met een reservebeurt.
Zowel in het kader van plezier als leren zal elke coach streven om elke reservespeler minimaal 1/3 wedstrijd mee te laten spelen. Een reservespeler krijgt altijd speelminuten in de breedtesport. Het uitgangspunt is dat een coach deze spelduur alleen vermindert wanneer de reservespeler dit zelf aangeeft.
Wedstrijdsport (B1 en A1)
Doordat bij wedstrijdsport het motto presteren meer meespeelt, wijken we soms af van de hierboven genoemde regels van de breedtesport:- Ook bij de wedstrijdsportteams speelt het opvangen van onvoldoende aantal spelers en blessures natuurlijk een belangrijke rol, maar hier gaan de reserves tevens mee om tactische redenen.
- Invallen bij de wedstrijdsportteams is wel het streven, maar kan niet worden gegarandeerd. Dit hangt bijvoorbeeld af van de stand, de tegenstander en het verloop van de wedstrijd. In het geval dat een reservespeler niet invalt of heel weinig speelminuten krijgt, zal dit worden uitgelegd door de trainers aan de betreffende speler. Speelminuten voor reservespelers is wel belangrijk. Enerzijds om ervaring op te doen met het andere niveau (leren), anderzijds als beloning voor het meegaan als reserve (plezier). Want vaak meegaan als reserve en geen of weinig speelduur gaat ten koste van het plezier en werkt demotiverend. Er moet een goede balans worden gevonden tussen het individuele en het groepsbelang.
- De twee leden van de JTC die het wedstrijdsecretariaat voeren, bepalen in overleg met de desbetreffende coaches wie als reservespeler wordt opgesteld.
- Voor deze wedstrijdsportteams worden over het algemeen reservespelers gevraagd die aansluiten op het prestatieniveau van het team. Het aantal spelers dat hiervoor in aanmerking komt zal dus lager zijn dan bij de breedtesportteams. Het uitgangspunt van variatie van inzet wordt bij de wedstrijdsportteams dus losgelaten.
- Spelers uit wedstrijdsportteams mogen alleen worden ingezet als reserve bij breedtesportteams van een hogere leeftijdsklasse.